Maak je veel schrijffouten, of ben je bang om fouten te maken in je boek? Dan eerst even een nuancering, want een schrijffoutje hier en daar betekent niet meteen dat je niet meer serieus wordt genomen.
Toch is het belangrijk om, als je een boek schrijft, zorg te besteden aan de tekst.
Het interessante is dat de meeste mensen steeds opnieuw dezelfde schrijffouten maken. Niet zo gek natuurlijk, want dat zijn meestal de dingen waar je de spellingsregels niet precies van weet, of verkeerd hebt begrepen.
Zo herinner ik me nog goed dat ik er op de middelbare school achter kwam dat het allebei is, en niet allebij, en dat ik het dus al die tijd consequent fout had geschreven. (Auw…) Het goede nieuws is dat ik dat sindsdien nooit meer verkeerd heb gedaan.
Als je in kaart brengt welke dingen je steeds fout doet, kun je leren hoe het dan wél moet. Bijvoorbeeld door zo veel mogelijk boeken te lezen. Dat is natuurlijk altijd een goed idee! Probeer tijdens het lezen eens extra te letten op de woorden waar jij moeite mee hebt.
Merk je dat je inderdaad steeds tegen dezelfde dingen aanloopt? Maak dan eens een lijstje. Gewoon met pen en papier. Schrijf op welke woorden je lastig vindt, zoek op hoe het hoort en zet dat erbij. (Hier vind je een lijst met links naar handige sites waar je kunt opzoeken hoe je bepaalde woorden schrijft.)
Een korte aantekening is voldoende, als jij later nog maar weet wat je bedoelde. Door iets op te schrijven blijft het beter ‘plakken’ in je hoofd. Gewoon doen dus, ook al heb je de neiging om je ‘faallijstje’ ergens diep weg te stoppen. Dat mag! Als je er maar van leert.
In dit blog heb ik de 10 meest voorkomende schrijffouten voor je op een rij gezet.
1. zo ver / zover / zo veel / zoveel
Schrijf je nou ‘ik ben zo ver’ of ‘ik ben zover’? Soms betekenen woorden aan elkaar iets anders dan wanneer er een spatie tussen staat. Bijvoorbeeld woorden met ‘zo’. Waarvoor kies je dan? Als de combinatie een letterlijke betekenis heeft met twee klemtonen, schrijf je een spatie, anders schrijf je de woorden aan elkaar.
Hoe ver is dat? (letterlijk: hoe groot is de afstand?)
Hoever ben je? (niet letterlijk hoe ver weg je bent, maar hoeveel je hebt gedaan)
Dat zijn zo veel woorden! (letterlijk: een grote hoeveelheid woorden)
Dat zeggen er zoveel… (niet letterlijk hoeveel precies, maar dat velen het zeggen)
Ook als je afstand of voortgang bedoelt, of als je ‘veel’ kunt vervangen door ‘weinig’, kun je het los schrijven.
Het is zo ver! (afstand, het is ver weg)
Jeetje, ben je al zo ver? (voortgang, je hebt al veel gedaan)
2. er van / ervan
Een combinatie met ‘er’ schrijf je, net als hierboven, bijna altijd aan elkaar, behalve wanneer de spatie een andere betekenis aan de woorden geeft.
Ze valt ervan af. (ze verliest gewicht)
De vaas valt er vanaf. (hij valt van de kast)
Dit is een lastige: schrijf je nou ‘ik ga ervan uit’ of ‘ik ga er vanuit’? Het werkwoord is ‘ervan uitgaan’. ‘Vanuit’ schrijf je alleen aan elkaar als je ‘vanuit’ je functie geen andere keuze hebt. (‘vanuit’ is een voorzetsel, geen deel van het werkwoord)
Anders schrijf je altijd ‘ervan uitgaan’ of ‘ik ga ervan uit’.
3. te veel / teveel
Eigenlijk schrijf je bijna altijd ‘te veel’, los dus. ‘Teveel’ is een zelfstandig naamwoord: ‘een teveel aan mensen’. Kan je ‘veel’ in je zin vervangen door ‘weinig’ en klopt het grammaticaal nog? Dan schrijf je het los. Een ezelsbruggetje: een teweinig bestaat niet.
Het zijn te veel (of te weinig) mensen.
Het is een teveel aan mensen.
Eigenlijk is ‘een teveel’ een beetje een truttige formulering voor ‘een overschot’. Vergeet ‘teveel’ dus alsjeblieft! Je zegt toch ook niet: ‘Er komt een teveel aan woorden uit je mond’? Dan praat je gewoon te veel. Dat leest toch een stuk lekkerder?
4. dat / wat
Je kunt ervan uitgaan dat je altijd ‘dat’ schrijft, maar soms schrijf je ‘wat’. Bijvoorbeeld als het wordt gevolgd door een onbepaald woord, zoals ‘alles’, ‘enige’, ‘dat’, ‘niets’, ‘iets’ of ‘veel’.
Dat is het enige wat we kunnen doen.
Er is niets wat ik voor je kan doen.
Alles wat we hebben.
‘Dat’ en ‘wat’ kunnen ook verschillende betekenissen hebben. Is iets specifiek, dan gebruik je ‘dat’, is het minder specifiek, dan gebruik je ‘wat’.
Dit boek is het enige wat over is. (niet specifiek: het enige artikel dat over is van de winkelvoorraad)
Dit boek is het enige dat over is. (specifiek: het enige exemplaar dat over is van alle boeken)
Ook als het woord wordt gevolgd door een zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord, zoals ‘het mooiste’, ‘het goede’, ‘het beste’ of ‘het minste’, gebruik je ‘wat’.
Het mooiste wat jij ooit hebt gezien.
Het beste wat hij ooit heeft gedaan.
Het minste wat ik kan doen.
Behalve wanneer de verwijzing indirect naar een zelfstandig naamwoord wijst:
Ik zocht een boek en kocht het beste dat ik kon vinden. (verwijst naar het boek)
Ik kocht het beste wat ik kon vinden. (geen verwijzing: ik zocht iets, maar wist nog niet wat)
Of als het naar een hele zin verwijst:
Ze bleef maar doorvragen, wat ik helemaal niet fijn vond.
Ook in dit geval kunnen ‘wat’ en ‘dat’ verschillende betekenissen hebben. Dan kijk je weer hoe specifiek de verwijzing is: is het specifiek, dan gebruik je ‘dat’, is het minder specifiek, dan gebruik je ‘wat’.
Ze kocht een boek dat ik goed vond. (specifiek: ik vond het boek dat ze kocht goed)
Ze kocht een boek, wat ik goed vond. (minder specifiek: ik vond het goed dat ze het/iets kocht)
5. dit / dat / die / deze / welke
De keuze tussen dit/dat en deze/die is niet zo moeilijk. Bij de-woorden schrijf je ‘die’ of ‘deze’, bij het-woorden schrijf je ‘dat’ of ‘dit’. Dat doen we gewoon op ons gevoel en dat gaat bijna altijd goed.
‘Welke’, de oude broer van dit/dat/deze/die, is een verhaal apart. Gebruik ‘welke’ alleen als je een vraag stelt. ‘Welke boeken vind jij het mooist?’ Toch wordt ‘welke’ heel vaak in plaats van ‘die’ of ‘dat’ geschreven. Taalkundig is dat niet fout. Maar het klinkt vreselijk ouderwets en wollig! Kijk maar eens naar de twee voorbeelden hieronder.
De producten welke wij aanbieden zijn een succes.
De producten die wij aanbieden zijn een succes.
De mensen welke onze cursus hebben gevolgd.
De mensen die onze cursus hebben gevolgd.
Als je tegen een vriend of een vriendin zou praten, zou je dan ook ‘welke’ zeggen? Volgens mij niet. Doe het daarom ook niet wanneer je schrijft. Gewoon. Echt. Niet. Nooit! (Tenzij je een goede reden hebt om een saaie, onpersoonlijke of intimiderende tekst te schrijven…)
6. hun / hen / ze
Blijkbaar geven we hun een boek en geven we een boek aan hen. Dat vind ik vreemd klinken, ik heb altijd gedacht dat we hen een boek gaven. Maar goed, dit zijn blijkbaar de officiële regels, hoewel de meningen daar volgens mij over verdeeld zijn.
Is het een lijdend voorwerp, dan schrijf je ‘ze’ of ‘hen’:
Ik hoor ze.
Voor mensen mag je allebei gebruiken, maar voor dieren of dingen gebruik je altijd ‘ze’.
Ik hoor hen/ze zingen.
7. bedenken / beseffen / realiseren
Ik besef me dat je hiervan in de war kunt raken, maar bedenk je dat het is ‘ik besef dat …’ en ‘ik bedenk dat …’ Zonder ‘me’. Dat voeg je alleen toe als je schrijft ‘ik realiseer me dat …’
‘Beseffen’ is een niet-wederkerend werkwoord, en staat dus altijd op zichzelf. Zonder wederkerend voornaamwoord (me, zich, ons).
‘Realiseren’ en ‘bedenken’ vormen een verhaal apart en kunnen zowel wederkerend zijn als niet-wederkerend:
Ik realiseer me dat dat niet zo handig was.
Ik realiseer jullie plannen volgens afspraak.
Ik bedenk me zojuist. Bij nader inzien heb ik een beter idee.
Ik bedenk net dat ik iets vergeten ben.
8. Verkeerde samenstellingen
Samengestelde woorden die een nieuwe eenheid vormen, schrijf je aan elkaar, zonder streepje ertussen. Het is dus ‘hobbywinkel’, en geen ‘hobby winkel’ of ‘hobby-winkel’. Als je denkt aan ‘woorden boek’ of ‘woorden-boek’ in plaats van ‘woordenboek’, wordt het meteen een stuk logischer. Zo simpel is het ook voor ‘nieuwe’ woorden.
Je plaats wel een streepje als er anders een klinkerbotsing ontstaat:
Variatie-idee (en niet variatieidee)
Of als het nieuwe woord anders lastig te lezen is:
Content-ideeën (anders staat er contentideeën, want je ook uit kunt spreken als conténtideeën)
Er kan onbedoeld een nieuwe betekenis ontstaan als je woorden ten onrechte los van elkaar schrijft. Kijk maar eens wat er gebeurt als je ‘wildmenu’ los schrijft: ‘wild menu’.
Nog een voorbeeld:
Redactievormen (verschillende vormen van redactie, eindredactie, tekstredactie enz.)
Redactie vormen (met verschillende vakmensen een redactie vormen)
Aan elkaar dus, tenzij je tegen een van de gevallen hierboven aan loopt. Twijfel je? Zet dan een streepje. Dat is minder mooi, maar grammaticaal niet zo fout als een spatie die er niet hoort. Of gebruik de spellingscontrole. Die zal veel samenstellingen niet herkennen, maar door dan even een spatie te zetten tussen de twee woorden, kan je controleren of je ze afzonderlijk goed geschreven hebt. Daarna kan je de spatie er weer tussenuit halen.
9. Lege woorden
Lege woorden zijn niet fout, maar maken je tekst wollig en minder sterk. Als je ze weglaat verandert er inhoudelijk niets aan de zin, maar hij wordt er wel duidelijker van. Veelgebruikte lege woorden zijn bijvoorbeeld: ‘zorgen voor’, ’effect’, ‘bepaalde’, ‘aspect’, ‘gebeuren’, ‘als … zijnde’, enz. Kijk maar eens:
‘Een compliment naar haar toe maken’, is gewoon ‘haar een compliment maken’. ‘Naar haar toe’ heeft eigenlijk geen enkele functie. Ook ‘eigenlijk’ en ‘enkele’ in de zin hiervoor zijn een soort van lege woorden. Als je ze weglaat, wordt de zin veel sterker en duidelijker. Lege woorden zorgen voor een bepaalde wolligheid in je tekst maken je tekst wollig en je kunt ze als schrijver zijnde eigenlijk zonder problemen weglaten. Ik denk dat je mijn punt wel snapt.
10. Inconsistenties in opsommingen
Ik wil het hier ook even hebben over opsommingen. Want als die niet consistent worden opgebouwd, kunnen er gekke dingen ontstaan. Beschouw een opsomming altijd als een lange zin, die in de opmaak in kleinere stukjes is gehakt. De zin die aan de opsomming voorafgaat, moet doorlopen in elk onderdeel dat erop volgt.
Het is verwarrend als een opsomming:
-
niet bestaat uit zinnen die dezelfde toon en opbouw hebben;
-
bestaan uit onderdelen die samen met het voorafgaande zinsdeel een kromme zin vormen; of
-
als een onderdeel van een opsomming begint met een woord of zinsdeel dat al voor de opsomming stond.
Aan deze opsomming mankeert van alles. Alleen onderdeel 1) zegt hoe het niet moet, terwijl de andere onderdelen zeggen hoe het wel moet. In 2) staat ‘(als een opsomming) bestaan’, dat moet natuurlijk ‘bestaat’ zijn. Het woordje ‘als’ voorin 3) staat al in het voorafgaande zinsdeel: ‘als een opsomming’.
Een opsomming moet altijd bestaan uit onderdelen die:
-
allemaal dezelfde toon en opbouw hebben;
-
samen met het voorafgaande zinsdeel een goed lopende zin vormen; en
-
geen woorden uit het het voorafgaande zinsdeel herhalen.
Een perfecte tekst bestaat niet
Maak je geen zorgen, een perfecte tekst bestaat niet. Je eigen tekst controleren helpt al een stuk, maar zelf word je op den duur blind voor foutjes. Gewoon omdat je je tekst al zo vaak hebt gezien, op den duur kijk je er overheen en zie je wat er zou moeten staan en niet wat er daadwerkelijk staat.
Als ik het ontwerp van je boek verzorg, zit redactie daarbij inbegrepen. Daarbij kijk ik niet alleen naar schrijffoutjes, maar kijk ik ook hoe je tekst in grote lijnen verbeterd kan worden en hoe je ervoor zorgt dat je boek klanten gaat opleveren.
Schrijfcoaching: een volledige schrijftraining op maat
Ben je nog aan het schrijven en kan je wel wat hulp gebruiken, of zoek je een stok achter de deur? Dan is schrijfcoaching iets voor jou.
Ik motiveer je en moedig je aan, leer je sneller en makkelijker schrijven, en leer je hoe je een boek schrijft dat voor nieuwe klanten zorgt. Zo lang jij wil, of tot je boek klaar is.
Meer informatie of even overleggen wat ik voor je kan betekenen? Neem dan vrijblijvend contact met me op.
0 reacties